10 vragen aan...

Bij Biljartvereniging Castricum spelen ruim 190 leden op regelmatige basis hun spelletje biljart. In deze rubriek zal zo nu en dan één van de spelende leden aan het woord komen. Het gesprek heeft iedere keer als basis 10 dezelfde vragen. 

René
16 June 2025

René Hoogenboom

Interview met ‘jezelf’ leert je pas echt hoe lastig je bent.

Beroemde kunstschilders als Vincent van Gogh en Rembrandt maakten meerdere zelfportretten. Soms met hoed, soms zonder oor, of andersom. In deze rubriek zetten we leden van onze vereniging in de schijnwerpers. Niet met penseel of palet, maar met woorden. En altijd met respect. 

Regelmatig kreeg ik twee vragen van lezers:

  • Wie schrijft deze interviews eigenlijk? 
  • Zou het niet leuk zijn als de interviewer ook eens zelf in beeld kwam?

Tja… Dat zorgde voor een klein gewetensprobleem. Het beantwoorden van die tien vragen is op zich geen kunststukje. Maar jezelf portretteren? Daar zit ‘m de kneep. Als liefhebber van biografieën weet ik: eerlijk over jezelf schrijven, zonder borstklopperij of overdreven bescheidenheid, is een vak apart.

Toch besloot ik de uitdaging aan te gaan. Waarom? Omdat het niet eerlijk voelt om anderen te vragen zich ‘bloot’ te geven, terwijl ik zelf veilig achter mijn toetsenbord blijf zitten. En eerlijk is eerlijk: als schrijver van deze rubriek hoor ik er ook gewoon een keer bij. Het eindresultaat liet ik lezen door mensen die mij goed kennen en niet bang zijn om feedback te geven. Hun commentaar gaf me het vertrouwen dat het klopt. Of het ook leuk leest? Dat is aan jou. 

Kun je kort iets vertellen over jezelf?

Ik ben in 1957 geboren in het ziekenhuis te Leiden, officieel een ‘Leidse glibber’. Ik kwam als één van een tweeling ter wereld. Als een echte heer liet ik mijn zus voorgaan. Daarna volgden nog twee zussen en een broer. Moe zorgde voor de kinderen, vader werkte altijd, dat hoorde bij die tijd.  

Tot mijn veertiende groeide ik op in Sassenheim, in de Bollenstreek. Een dorp met een vrij strenge geloofsgemeenschap. Waar andere dorpen al gemengde basisscholen hadden, zaten wij nog op een jongens- of meisjesschool. Ik kreeg les van nonnen. Aangezien ik slecht stil kon zitten, leverde dat flink wat straf op. Voor mij waren nonnen strenge dames, niet geboren met een lach, voortdurend bezig met jouw vrijheid in te perken. Mijn drang naar vrijheid, zelfstandigheid en rechtvaardigheid vindt daar zijn oorsprong. De enige leuke non die ik ooit zag, was de Vliegende Non op tv, en zelfs die had een stuntvrouw nodig.

Ik ben altijd een sportfanaat geweest, actief en passief. Eerst judo, maar vanaf mijn achtste voetbalde ik bij RKVV Teylingen. Tot mijn 55ste speelde ik met plezier bij CSV  en later bij Vitesse 22. Mijn favoriete sporten zijn: Voetbal, wielrennen, schaatsen en natuurlijk biljarten.

Jarenlang fietste ik zo’n 10.000 kilometer per jaar. Ik reed klassiekers als Luik-Bastenaken-Luik en Parijs-Roubaix. Klimmen? Kom er niet mee aan. Ik kwam boven, maar vraag me niet hoe; mijn longen bleven halverwege hangen. Dalen daarentegen vond ik geweldig; het kon mij niet hard genoeg gaan. Nog steeds ben ik gek op snelheid. In Limburg haalde mijn e-bike zelfs 63,7 km/uur. Het kind in mij kraaide het uit van plezier.   

We verhuisden naar Castricum omdat mijn vader daar ging werken. Ik paste me snel aan; het was hier vrijer en de grote stad lag om de hoek. Laat ik zeggen: Ik heb er met volle teugen van genoten.

Ik wilde onderwijzer worden. Tijdens de opleiding ontdekte ik dat het onderwijs toch niet mijn roeping was. Zo werd ik een kind van het tweedekansonderwijs. Jarenlang avond- en zaterdagonderwijs gevolgd om HBO en vele vervolgopleidingen te halen. Een laatbloeier dus, ook qua biljarten trouwens, al is ‘bloeien’ misschien een groot woord. Soms heeft het meer weg van jongleren met drie ballen met een blinddoek om.  

Mijn gezin bestaat uit mijn vrouw Elly, echte Castricumse, dochter Joyce en zoon Sven. De kinderen zijn al uitgevlogen, we hebben het rijk weer voor onszelf. De twee kleinkinderen zijn opa’s trots.

Ik werkte eerst bij een grote verzekeraar en daarna in de bancaire sector, van personeelswerk tot zakelijke dienstverlening. De laatste jaren leidde ik een multimedia bedrijf/uitgeverij gericht op het midden-en kleinbedrijf. Ik kijk er met trots op terug.  

Niet meer werken was de grootste verandering in mijn leven. Jarenlang hard werken en lange dagen maken, dat was ineens voorbij. Heel lastig. Inmiddels geniet ik volop van mijn pensioen, niet in de laatste plaats door het biljarten en mijn activiteiten bij de BVC. 

Hoe ben je met het biljartspel in aanraking gekomen?

Mijn vader en mijn opa mochten graag biljarten. Vroeger was het vaak op tv en dan keken zij, en ik dus ook. De stem van Ben de Graaf en namen als Vultink, Wijnen en natuurlijk Ceulemans staan in mijn geheugen gegrift.

Toen ik ging stappen stond er in elk café wel een biljarttafel, die uitnodigde tot een potje. In militaire dienst was het vooral ‘tien over rood’ dat de klok sloeg. Niet voor de roem, maar voor de gratis alcoholische versnapering bij winst. Daarna raakte het op de achtergrond, maar de liefde voor het spel bleef sluimeren.      

Waarom ben je lid geworden van een vereniging en uiteindelijk onze vereniging?

Na mijn pensionering bleef ik nog even actief in het voetbal. Eén van de leiders was lid bij de BVO en nodigde mij uit om een keer mee te spelen. Eén keer bleek genoeg: ik was verkocht. Oude liefde roest inderdaad niet. Toen BVO opging in BVC ben ik gewoon meeverhuisd. Geen bewuste keuze, eerder een logisch gevolg. De oprichting van de BVC is achteraf gezien een gouden greep. Ik voel mij er prima thuis. 

Hoe vaak in de week speel je het spelletje met de drie ballen?

Oorspronkelijk speelde ik alleen op vrijdagochtend. Sinds de verhuizing naar de huidige accommodatie, waar ik volgens sommigen inmiddels woon, ben ik er vaker. Donderdagavond en vrijdagochtend zijn vaste prik. De vrijdagmiddag-competitie is erbij gekomen en ik ben lid van het team BVC-3. Biljarten in een team heeft mijn voorkeur; het geeft een extra dimensie. Gemiddeld sta ik 3 à 4 keer per week aan de tafel.

Wat was jouw beste partij ooit en wat is jouw hoogste serie?

Ik hoop stiekem dat mijn beste partij en hoogste serie nog in mijn keu zitten. Ik ben geen snelle leerling: het is veel oefenen en beetje bij beetje beter worden. Maar ik ontwikkel mij nog steeds, wie mij ziet driebanden, zou dat trouwens niet zeggen.

Genoeg gepingeld met woorden, tijd voor de harde cijfers. Zoals bij elke sport gaat het om de puntjes op het scorebord. Hier mijn rapportcijfers tot dusver. Ik loop er niet van naast mijn schoenen, maar ach: ieder z’n moyenne. Mijn hoogste serie in officiële wedstrijden is 35 caramboles. Mijn beste partij was er één van 124 caramboles in 25 beurten, goed voor een moyenne van 4,96. 

Hoe vind jij het gaan bij onze vereniging?

Een gewetensvraag. Ik zal het kort houden, anders wordt het een column, die trouwens wel op de planning staat. Ik hoop dat iedereen die dan leest. Of is dat ijdele hoop?

Kort na de oprichting van de BVC werd ik penningmeester. Vanuit die rol groeide mijn betrokkenheid. Mijn indruk? We vormen met zijn allen een prachtige club met een prima sfeer. Mooie accommodatie, goed materiaal en betrokken leden. En ja, dat laatste kan altijd beter, maar vergeleken met mijn ervaringen in het voetbal, is de BVC het Walhalla. Een vereniging zonder vrijwilligers is net zo kansloos als biljarten zonder keu of zonder ballen.  

Wat is het leukste of grappigste voorval dat jij bij het biljarten hebt meegemaakt?

Lachen zit bij mij ingebouwd. Ik geniet van gevatte opmerkingen met een vleugje ironie. Er zijn meerdere leden, die dat uitstekend beheersen. Het houdt de sfeer luchtig. Een beetje humor is als krijt op de pomerans, het voorkomt dat het stroef gaat.

Een moment dat mij direct te binnen schiet: op een zinderende warme zomeravond, speelde BVC-4 tegen een team uit Purmerend. Eén van de tegenstanders verloor zijn eerste partij en begon direct te klagen over de hitte in de zaal. Bij zijn tweede partij ging het van kwaad tot erger en hij maakte geen carambole meer. Natuurlijk lag dat niet aan hem, maar aan de hoge temperatuur. Hij klaagde onophoudelijk: “Hier kan ik niet spelen. Veel te warm. Ik word er gek van”.

Zijn BVC-tegenstander speelde juist de sterren van de hemel. Toen de klager weer begon te mekkeren, zei de BVC’er droogjes: “Warm? Hoezo?  Ik ga er juist goed op”. Kalm, scherp en effectief. Een soort mentale carambole van formaat, en slapstick op topniveau.  

Wat is jouw grootste ergernis bij het biljarten?

Aan anderen erger ik mij zelden. Iedereen heeft recht op zijn eigenaardigheden, ik ook. Gelukkig worden die meestal geaccepteerd. Leven en laten leven werkt het best. Maar spreek wel uit wat je dwarszit. Zo vroeg iemand van het Targa-Team mij ooit om stil te zijn, omdat mijn zware fluisterstem hem afleidde. Dankzij zijn openheid kon ik er rekening mee houden. Win-win.

Mijn grootste ergernis? Dat ben ik zelf. Als ik een simpele bal laat liggen door gebrek aan focus, of als een verzamelbal net niet lukt dan kook ik vanbinnen. Na afloop meld ik mij dan bij de biechtbar. Waar de barkeeper als zwijgzame biechtvader mijn spelzonden aanhoort, en mij zonder woorden een glas genade inschenkt.  

Biljarten, in welke spelsoort dan ook, blijft een lastig spel. Wat zijn jouw 3 tips om beter te spelen?

Ik heb lessen gehad van Alex Völker en Vincent Veldt; hun belangrijkste tips helpen mij nog steeds:

  1. Speel je eigen bal dichtbij bal drie. Dan is je volgende stoot eenvoudiger en preciezer. Simpel idee, groot effect.
  2. Blijf staan na je stoot. Klinkt als een open deur maar veel biljarters, ikzelf incluis, vergeten het. Rust in je spel begint daar.
  3. Speel zo dik mogelijk. Lijkt simpel, maar is o zo moeilijk. Mijn valkuil is ook nog steeds bal twee te dun raken, waardoor de ballen weer uit elkaar liggen.

Bonus: kijk vaak. Je leert veel van betere spelers observeren. Aanvankelijk probeerde ik, als een octopus, alles tegelijk toe te passen. Onmogelijk zelfs met acht armen. Nu oefen ik één ding per keer, die strategie is effectiever.  

Wat zou je kunnen doen voor de vereniging? En wat weerhoud je ervan?

Deze vraag komt van Vincent Veldt. Eerlijk gezegd: ik doe al veel. Volgens sommigen, mijn vrouw voorop, misschien zelfs te veel. Als ik ergens instap, is het met overgave en voor 100% of liefst iets meer.

Ik ben perfectionistisch, al weet ik inmiddels dat één fout nog altijd een negen is. Behalve penningmeester ben ik ook de tikgeit, of beter gezegd de tikbok van de club. Ik schrijf bijna alles voor de website, de nieuwsbrief en de pers. Of zoals mijn vrouw het noemt: “de woordenpoeper van dienst”.  

Aan het schrijven besteed ik aandacht en tijd. Gemiddeld ben ik zo’n twintig uur per week met de BVC bezig. Wat me weerhoudt om meer te doen? Soms moet je ook ‘nee’ zeggen. Voor jezelf en voor de mensen thuis. Dat heet balans. Of, zoals ik het liever zeg: "naar evenwicht zoeken als je weer eens scheef staat".

Welke vraag zijn wij vergeten te stellen en moeten we voorleggen aan de volgende kandidaat?

Ik laat de vraag van Vincent staan: "Wat weerhoudt leden ervan om iets te doen voor de vereniging"? Die vraag intrigeert mij ook.

De finishing touch –--- met oor en hoed. Zo is het goed.

Ik ben een mensenmens. Ik praat graag, luister met aandacht, ben empathisch en observeer veel, vaak meer dan men doorheeft. De BVC is mijn club, mijn vereniging, waar ik met plezier mijn steentje aan bijdraag. Als leden zeggen dat het goed gaat, verschijnt er spontaan een glimlach op mijn gezicht. Soms wel twee. Natuurlijk weet ik dat niet elke klant (lees: lid) altijd tevreden is, maar dat hoort bij besturen.

Wie zichzelf interviewt, leert pas echt hoe lastig hij is. Het was een bijzondere ervaring om de rollen om te draaien. Dit zelfinterview heeft misschien niet de zeggingskracht van een echte van Gogh. En het is korter dan de biografie van Winston Churchill. Wat het wel biedt, is een inkijkje in wie ik ben en wat mij drijft. Of het geslaagd is?  Dat mag jij beoordelen. 

Met een beetje humor en veel inzet houd je het voor iedereen net wat leuker. Daar gaat het tenslotte om. Amen.